Enerzijds zien we bij kinderopvangorganisaties, op werkvloeren, bij pedagogen en medewerkers een enorme passie. Kinderopvang is immers ons vak en daar hoort dus de opvang van de allerjongsten bij. Daar zijn we goed in, en kwaliteitseisen en specifieke opleidingen houden ons scherp.
Tegelijk zit de kinderopvang klem tussen dit ideaalbeeld en de vereiste kwaliteit, de hoge kosten, marktwerking, veeleisende ouders en het karige gezins- en jeugdbeleid in Nederland. Keer op keer wijzen onderzoeken uit dat babyopvang hooguit een net voldoende kwaliteit oplevert. Hoe enthousiast onze pedagogisch medewerkers ook zijn en hoe mooi we onze ruimtes ook inrichten.
Zo scoort babyopvang gemiddeld ‘voldoende’ bij de basale vaardigheden. Pedagogen vinden dat te laag, juist met baby’s moet de interactie bovengemiddeld zijn. Educatieve vaardigheden scoren nog iets lager zelfs.
We doen allemaal ons stinkende best om de kwaliteit van de babyopvang te behouden en hoger te krijgen. Tegelijk zien we allemaal dat deze vorm van opvang fl ink duurder (lees: niet rendabel) is vergeleken met de andere vormen van opvang, die ook nog eens hoger scoren op het gebied van kwaliteit. Zouden we als collectieve kinderopvang niet tegen de overheid moeten zeggen: sorry, we hebben het goed geprobeerd en het is redelijk gelukt, maar baby’s verdienen meer dan wij kunnen bieden. En, beste politiek, regel maar een beter en ruimhartiger ouderschapsverlof en goede (preventieve) opvoedondersteuning voor zowel moeders als vaders.
Is dit niet wat veel kinderopvangdirecteuren heimelijk denken? Om vervolgens klem te komen zitten in het heilige marktwerkingsdenken. Want als jij je babyopvang afschaft en je buurvrouw niet, dan is je concullega weer verzekerd van vier jaar omzet. En jij niet.