Beleid, Bestuur, Management & Pedagogiek in het kindcentrum

BMK wil graag meer meertalige dagopvang

Kinderen op jonge leeftijd al vaardig maken in meerdere talen en met meertalige dagopvang de overgang naar meertalig basisonderwijs makkelijker maken. Met die uitgangspunten in het achterhoofd wil het kabinet beperkte meertalige dagopvang in de kinderopvang wettelijk mogelijk maken. Op het wetsontwerp dat dit regelt, heeft iedereen tot eind januari 2023 kunnen reageren via een internetconsultatie.


De afgelopen jaren heeft een aantal organisaties geëxperimenteerd met meertalige dagopvang. Na dit experiment heeft het kabinet besloten om meertalige dagopvang echt wettelijk te regelen. Via het wetsvoorstel wordt het mogelijk om dagopvang – voor maximaal 50 procent van de dagelijkse opvangtijd – in het Duits, Engels of Frans aan te bieden. De Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK) heeft kritiek op het huidige voorstel en stelt wijzigingen voor.

De BMK is zeker te spreken over de mogelijkheden en positieve gevolgen van meertalige dagopvang. Het heeft positieve effecten op kinderen, zowel in de taalstimulering van beide talen, als pedagogisch positieve gevolgen (zoals de sociaal-emotionele veiligheid). Er zijn positieve gevolgen voor ouders, onder meer in het kader van inclusie. Ook voor pedagogisch professionals biedt dit kansen om (meer) in de eigen taal hun vak uit te kunnen oefenen.

Maar de brancheorganisatie wijst er op dat er niet voldoende pedagogisch medewerkers te vinden zijn als de taaleisen voor hen te hoog liggen (minimaal 3F voor beide talen). ‘Indien beide pedagogisch professionals zowel Nederlands als de andere taal op 3F-niveau moeten spreken, zal het erg moeilijk of haast onmogelijk worden om deze mensen te vinden’, stelt de branchevereniging.

De BMK vraagt zich verder af waarom de voorschoolse educatie (VE) op voorhand wordt uitgesloten voor deelname aan meertalige opvang. En ook andere talen dan alleen Engels, Duits en Frans moeten kunnen worden aangeboden. Tot slot is de BMK bang dat het toezicht te veel gaat letten op de 50-procents-norm, terwijl de nadruk beter zou kunnen liggen op de dialoog met de aanbieder, om samen te kijken naar welke mate, welke insteek en welk beleid het beste past bij de pedagogische praktijk en de kwaliteit. Dit kan per regio, misschien zelfs wel per wijk, verschillen.