Ten opzichte van 2019 ziet de inspectie dat bij kindercentra de voorwaarden voor de inzet van beroepskrachten vaker niet goed nageleefd werden. Dit kan samenhangen met de personeelskrapte waarmee de sector te maken heeft. De inspectie ziet verder verschillen in hoe gemeenten toezicht en handhaving toepassen. Die verschillen vindt de inspectie niet altijd wenselijk: werkwijzen en procedures zouden landelijk gelijk moeten zijn voor bijvoorbeeld de inzet van herstelaanbod of flexibel toezicht.
De inspectie stelt dat sommige gemeenten strenger zouden moeten handhaven, en beter passend bij de situatie. Wanneer na een eerste waarschuwing geen (volledig) herstel plaatsvindt, vindt de inspectie het niet voor de hand liggen om opnieuw te waarschuwen. Terwijl in 25 procent van de gevallen waarbij een eerste waarschuwing onvoldoende effect had, daarna geen zwaardere maatregel volgde. Wel blijkt dat over het algemeen de meeste tekortkomingen (gemiddeld 83 procent) – na een eerste maatregel van een gemeente – binnen een jaar hersteld worden.
De inspectie heeft ook de signaalfunctie in de kinderopvang onderzocht. De inspectie stelt vast dat GGD’en en gemeenten signalen die binnenkomen over de kinderopvang adequaat afhandelen. Wel geeft het onderzoek aanwijzingen dat gemeenten en GGD’en niet altijd goed vindbaar zijn voor mogelijke melders van signalen. Daarom kan het signaleringsproces verder verbeterd worden, bijvoorbeeld met een centraal registratiesysteem.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) reageert in een Kamerbrief op het rapport. De minister geeft daarin aan dat zij de bevindingen en zorgen onderschrijft, en wat zij hieraan wil doen. Hierbij verwijst zij naar twee onderzoeken die in het voorjaar van 2024 worden afgerond. ‘Deze geven een nieuw kabinet handvatten voor eventuele aanpassingen in het beleid over toezicht en handhaving.’