Dit meldt staatssecretaris Jurgen Nobel (participatie en integratie) in een brief aan de Tweede Kamer. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in augustus 2024 onderzoek laten doen naar de invoering van de taaleis. Ruim negen op de tien locatiemanagers (91 procent) geeft in dit onderzoek aan te verwachten dat al hun pedagogisch professionals per 1 januari voldoen aan de nieuwe eisen. Medewerkers die dan niet voldoen, blijven zij scholen tot zij het halen.
Ook geven locatiemanagers aan dat medewerkers, zolang zij niet het benodigde niveau hebben, elders in de organisatie aan de slag gaan, bijvoorbeeld in de bso. Slechts in enkele gevallen verwacht de locatiemanager dat de medewerker vanwege het niet halen van de taaleis uit dienst treedt. Veelal gaat het dan om medewerkers die de pensioengerechtigde leeftijd naderen en toch al uit dienst zouden treden.
Van de pedagogisch professionals geeft 84 procent aan dat zij aan het niveau van de taaleis voldoen, 7 procent weet het niet en 9 procent geeft aan dat dit niet het geval is. Medewerkers zijn daarmee iets minder positief dan hun werkgever.
Het onderzoek laat ook zien dat zowel medewerkers als managers stress ervaren wanneer iemand de taaltoets niet haalt. Onderzoek uit 2023 liet dit ook zien. Toen bleek dat deze stress verminderd kan worden als de organisatie uitstraalt dat het halen van de taaleis een gedeelde verantwoordelijkheid is en het de medewerker hierin begeleidt.
De taaleis in de kinderopvang is in 2017 vastgesteld vanuit de visie dat taalvaardigheid van kinderen belangrijk is voor hun hele toekomstige leven en loopbaan. Een goede taalvaardigheid van pedagogisch professionals vormt een belangrijke voorwaarde om dit rijke taalaanbod te kunnen bieden. De taaleis houdt in dat de mondelinge taalvaardigheid in de dagopvang op taalniveau 3F/B2 ligt, vergelijkbaar met het mbo 4-niveau. In de buitenschoolse opvang is dit of 2F/B1. Dit komt overeen met het niveau mbo 2-3.
De taaleis zou eigenlijk in 2023 ingaan. In 2021 werd besloten de invoering uit te stellen naar 2025, vanwege de werkdruk en de krapte op de arbeidsmarkt. Begin 2024 werden bovendien versoepelingen doorgevoerd, zodat de taaleis minder knellend uitpakt in de praktijk. Het gaat onder andere om een lagere taaleis voor medewerkers in de bso, extra tijd voor medewerkers die voor langere tijd afwezig waren door ziekte en soepeler regels voor 60-plussers.